- lagern
- lagernI 〈onovergankelijk werkwoord〉1 kamperen, legeren 〈ook techniek〉rusten ⇒ liggen2 opgeslagen liggen, in voorraad zijn♦voorbeelden:1 lagernde Post • poste restantein ähnlich gelagerten Fällen • in soortgelijke, dergelijke gevallendieser Fall ist anders gelagert • dit is een ander geval, deze zaak ligt anders2 dieser Wein muss noch lagern • deze wijn moet nog blijven liggenII 〈overgankelijk werkwoord〉1 opslaan, opleggen, bewaren ⇒ (op)stapelen, opbergen2 legeren, (neer)leggen♦voorbeelden:2 den Kopf tief lagern • het hoofd omlaagleggenflach lagern • plat neerleggenIII sich lagern 〈wederkerend werkwoord〉1 zich legeren, gaan zitten, liggen (rusten), zich uitstrekken♦voorbeelden:1 er lagerte sich im, (minder vaak) ins Gras • hij legerde zich in het gras, ging in het gras liggen, zitten rusten
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch. 2015.